‘Goh, wat knap!’

13 sep 2022

Van de week had ik weer zo’n dag. Voortdurend werd ik geconfronteerd met mijn handicap en dat ik daarmee anders ben dan anderen. Zonder dat ik dat zelf nou wil, in tegendeel, word ik daarmee in een hokje geplaatst. Ik weiger dat te accepteren, maar misschien is mijn beeld van de wereld beperkt. Want durf maar eens in het gezicht van iemand te zeggen dat je die niet goed genoeg vindt.

 

Vurige wens

Het moge inmiddels wel duidelijk zijn: het presenteren is mijn levensdoel. Ik kan ook niet lang leven zonder op een podium te staan. Dat ik deze vurige wens heb, maakt dat ik groot durf te dromen. Ik geloof er namelijk in dat als je iets écht graag wil, er geen grenzen zijn aan wat er mogelijk is. Tuurlijk, ik heb nu vooral klussen als dagvoorzitter binnen de inclusiewereld (waarmee ik met mijn neus in de boter val), maar het idee is om dat uiteindelijk breder te trekken. Stiekem droom ik zelfs van een carrière als televisiepresentator. Toen ik laatst met de eigenaar van een dagvoorzittersbureau sprak over een samenwerking, viel dat beeld een beetje in duigen. Niet dat hij me dat niet gunt, hij probeerde een realistisch beeld te schetsen van de markt.

 

Schrikken

Hij vraagt zich namelijk af of alle opdrachtgevers het wel aandurven iemand die net iets minder makkelijk spreekt te verkiezen boven de dagvoorzitter die uitermate goed verstaanbaar is. Auw. Ik probeerde ertegenin te brengen dat men altijd tevreden is over mijn werk. Goed, als ik mezelf terugluister hoor ik ook wel dat ik niet altijd goed te volgen ben. Maar zouden mensen daardoor echt schroom hebben mij te benaderen? Van een wereld vol mogelijkheden werd ik ineens teruggeworpen naar een niet-inclusieve realiteit. Ik schrok er ook wel van. Want dat zou betekenen dat niet iedereen altijd eerlijk naar mij toe is. Liever hoor ik het wel en dat we daar dan een gesprek over voeren, in plaats van dat we allebei in onze eigen wereldbeeld blijven hangen.

 

Heuvel

Diezelfde dag kreeg ik twee keer te horen hoe knap iets van mij was. Het eerste ging over mijn presenteren, dat ik dat toch maar gewoon deed. Het tweede kreeg ik ’s avonds te horen. Ik was met mijn moeder naar een concert in het openluchttheater Caprera. Na de ingang moet je een heuvel oplopen om bij het amfitheater te komen. De vrouw bij de ingang vroeg of ik meewilde met een andere medewerker door de heuvel, zodat ik niet hoefde te klimmen. Toen ik te kennen gaf dat ik graag de klim nam, had ze daar serieuze bewondering voor. En dat is allemaal goed bedoeld, dat geloof ik best. Maar waarom kan dat niet gewoon vanzelfsprekend zijn? Waarom is het knap als ik mijn best doe bij de mensen zonder een handicap te horen?

 

Rug tegen de muur

Zo kan een goedbedoeld compliment mij mistroostig maken. Daar waar ik altijd probeer zoveel mogelijk net als iedereen gewoon mee te doen in de maatschappij, legt zo’n opmerking de nadruk op het verschil tussen mij en de mensen zonder een handicap. Het jammere is dat ik dan vervolgens met mijn rug tegen de muur sta. Ik ben immers niet degene die bepaalt waar ik dagvoorzitter mag zijn of niet. Nee, dat doet nou juist die vermoedelijk niet-inclusieve opdrachtgever. Toch weiger ik te stoppen met dromen. Misschien is het dan maar zo dat ik twee keer zo hard moet werken om bepaalde dingen te bereiken, als ik er met volle overtuiging insta, moeten ze uiteindelijk niet om mij heen kunnen. Tot die tijd realiseer ik mij dat er op inclusiegebied nog genoeg te doen is.

meer berichten

Han­di­cap in het D&I-ge­sprek

Han­di­cap in het D&I-ge­sprek

Er zijn regelmatig bijeenkomsten, beleidsnota’s en initiatieven die gaan over diversiteit en inclusie. Vaak genoemde groepen zijn mensen van kleur of mensen uit de LHBTIQ+-gemeenschap. Mensen met een handicap worden meestal overgeslagen. De vraag is: waarom? Laat ik...

Ga naar de inhoud