Hulp vragen, het blijft een dingetje als je een handicap hebt. Zeker als je een lichte handicap hebt en dus afhankelijk bent van de goodwill van anderen. Afgelopen week lukte het mij even niet onzichtbaar op te gaan in de forenzenstroom.
Van de week moest ik na een dag hard werken op mijn middelbare school met de metro naar een kerk voor een concert van die school. Onderweg had ik maar net de tijd om een broodje te eten dat ik bij de AH To Go had gekocht. Normaal krijg ik met enige inspanning de zegel wel van dat akelige plastic, maar deze keer was ik te moe (of: door het werken te gespannen) om het zakje open te krijgen. Pragmatisch als ik ben, bedacht ik me dat ik het dan maar aan iemand in de metro moest vragen. Ik koos een relatief jonge man naast me uit en stelde hem de hulpvraag. In plaats van dat hij direct te hulp schoot, keek hij me eerst niet-begrijpend aan. Alsof ik een debiele vraag stelde.
Privacy
Eenmaal de vraag verwerkt, kwam hij over tot actie en was er geen vuiltje meer aan de lucht. Maar het maakt wel dat ik me tóch altijd een beetje bezwaard voel om in het wilde weg om hulp te vragen. Het voelt alsof je een inbreuk doet op iemands privacy, of zo. Zeker als je een lichte handicap hebt, ben je afhankelijk van de goodwill van anderen. Je hebt geen pgb’er die je de hele dag terzijde staat en je moet met enige regelmaat uitleggen dat je de hulp die je vraagt niet voor niets vraagt. Liever heb ik natuurlijk niet dat ik hulp hoef te vragen, dan hoef je namelijk niet uit te komen voor je handicap en kan je net doen alsof je hetzelfde bent als ieder ander (wat in een ideale samenleving ook zo is).
Te licht bevonden
Er zijn een aantal dingen in de maatschappij die het vragen van hulp moeten vergemakkelijken. Denk aan de gehandicaptenparkeerplaatsen of een stemmal bij de verkiezingen voor mensen met een visuele handicap. Zo zijn er in het ov ook stoelen gereserveerd voor mensen die slecht ter been zijn. Ik maak daar nauwelijks gebruik van, soms tegen mijn eigen zin in. Dan denk ik weleens dat ik daar een te lichte handicap voor heb, want het is namelijk nogal een drempel om iemand anders voor jou te laten opstaan. (Wat dat betreft snap ik ouderen wel die zeggen dat ze het jammer vinden dat niemand meer voor hen opstaat ‘tegenwoordig’). Vervolgens verlies ik best wat energie aan het in balans houden van mijn eigen lichaam.
Voor de meute langs
Eveneens van de week kwam ik moe terug van weer een dag werken op die middelbare school (het is nogal fysiek werk, vandaar). Lopend naar de metro sprak ik met mezelf af dat als ik deze keer niet gewiekst zou zijn om voor de meute langs een vrije stoel te bemachtigen, ik er eentje op zou eisen. En zoals ik al verwachtte: de metro was aardig vol. Net voor mij nam een meisje plaats op de laatste lege stoel. Zal ik haar aanspreken, vroeg ik me af. Nee, zij zit net. Tegenover haar zat al een man van middelbare leeftijd. Die zal wel genegen zijn op te staan. En inderdaad: zonder ook maar een woord te zeggen, stond hij op om zijn plaats aan mij af te staan. Ik nam ietwat beschroomd plaats, maar ik was ook wel blij: even niet hoeven denken aan mijn balans.