Afgelopen week was ik de eerste kandidaat voor een sociale huurwoning in Hoofddorp. Wat bleek: de gemeenschappelijke fietsenruimte was te vol voor mijn driewielligfiets. Wat volgde was een confrontatie met het o zo aangeharkte Nederland.
Laatst sprak ik de bestuurder van een revalidatiecentrum. Hij noemde Nederland een ‘aangeharkt’ land. Prachtig om in te wonen, totdat je een handicap hebt. Dan ben je ineens afhankelijk van allerlei loketten en blijkt Nederland niet zo aangeharkt als het lijkt. Dat ondervond ik van de week aan den lijve. Ik was uitgenodigd voor een bezichtiging van een sociale huurwoning in Hoofddorp. Schattig appartement in een jaren ’70-wijk. Waar anderen na een inspectie van de woning zelf alweer huiswaarts keerden, bleef ik hangen totdat ik met de verhuurmakelaar de gemeenschappelijke fietsenstalling kon bekijken. Ik heb namelijk een driewielligfiets en die kun je niet overal kwijt. Wat bleek: de gemeenschappelijke fietsenstalling stond al helemaal vol. Mijn zeer gewaardeerde stalen ros kon ik er met geen mogelijkheid kwijt.
Wmo-indicatie
Wat volgde waren een paar dagen met allerlei gedachten, gevoelens en acties. Want verdorie, zo verkeerd was dat huis niet. En tegelijkertijd: mijn dure fiets kun je niet zomaar buiten zetten en heb ik wel nodig. Naast dat ik die fiets als vervoersmiddel gebruik, geeft het mij ook veel levensgeluk. Zo is een rondje fietsen voor mij een belangrijke manier om mijn gedachten te verzetten. Al snel bleek ik de eerste op de lijst te zijn, dat was me nog niet eerder gebeurd en nu moest ik wel handelen. Ik belde de woningcorporatie met de mededeling dat ik de woning best wilde hebben, maar dat er dan een oplossing moest komen voor de fiets. Al snel werd ik naar de muur gestuurd; men ging pas op onderzoek uit als er een Wmo-indicatie was.
Maandenlange wachttijd
Ik zag de maandenlange wachttijd bij het Wmo-loket van Hoofddorp al voor me. Ik besloot te kijken of ik een korte klap kon slaan door bij mijn eigen Sociaal Wijkteam in Zaanstad te rade te gaan. Zij kennen mijn dossier immers al en misschien waren zij genegen alvast te kijken naar mijn zaak. In een inloopspreekuur kreeg ik verschillende boodschappen. Ten eerste moest ik voor voorzieningen met betrekking tot een huis bij de gemeente van dat huis zijn (fijn, die decentralisatie). Ten tweede zou het niet kloppen wat die woningbouwvereniging zei, ik had namelijk al een Wmo-voorziening en de woningbouwvereniging had de zorgplicht om daarvoor een plek te faciliteren. In het gesprek kwamen verder termen als ‘het juridisch loket’ en ‘de grootste schreeuwers krijgen het meeste voor elkaar’ voorbij. Toch zou het een lastig verhaal blijken.
Te licht bevonden
Want de Sociaal Wijkteam-medewerker vond mijn zaak interessant en wilde er meteen induiken, maar klonk aan het einde van de dag veel minder strijdvaardig dan die ochtend tijdens het inloopspreekuur. Want wat bleek: ik kom voor geen enkele urgentie in aanmerking. Ik had geen kinderen, ik liet geen ander huis achter en voor een GEB-woning, die in Zaanstad wordt toegewezen aan mensen met een ‘geringe ergonomische beperking’, werd ik te licht bevonden. Ik moest die fiets maar zien als een auto, die kan je ook niet overal kwijt in de binnenstad van Amsterdam. Tot zover het keurig aangeharkte Nederland. Ondertussen heb ik de woning afgewezen. Bij elke nieuwe uitnodiging voor een bezichtiging neem ik in het vervolg contact op met de desbetreffende woningbouwvereniging om te onderzoeken of ik mijn fiets er kwijt kan. Gelukkig ben ik er een van worstel en kom boven.