In een interview ga je het liefst van concreet naar abstract. Dat voelt op het eerste oog een beetje onnatuurlijk. Je wilt namelijk eerst begrijpen wat, zeg, het stikstofprobleem ongeveer inhoudt voordat je een boer spreekt die daarmee te maken heeft. Dan kan je het verhaal van die boer interpreteren. Het is alleen veel moeilijker om van een abstract beeld ineens heel concreet te worden. Vanuit de pragma-dialectiek is het logischer te beginnen met een anekdote.
Vier discussiefases
Ik heb er eerder al eens iets over geschreven, de pragma-dialectiek. Dit is een in Nederland ontworpen theorie die ervan uitgaat dat mensen argumenten uitwisselen om een verschil van mening op te lossen. De gedachte is namelijk dat als je de ander niet ergens van hoeft te overtuigen, je ook geen argumenten nodig hebt. De opstellers van de pragma-dialectiek hebben een model ontwikkeld om het oplossen van zo’n verschil van mening te beschrijven. Het oplossen van zo’n verschil van mening is in dit model gevat in vier discussiefases. In de eerste fase, de confrontatiefase, constateren de partijen dat er een verschil van mening is. Neem het voorbeeld van het stikstofprobleem. De confrontatie zou dan gaan over het feit dat de overheid vindt dat de boeren moeten minderen met hun vee, maar de boeren zelf niet.
Definities en spelregels
De tweede fase, de openingsfase, beschrijft vervolgens waar de partijen het wél over eens zijn. Bij de stikstofdiscussie zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat zowel de overheid als de boeren het erover eens zijn dat er een stikstofprobleem is. Dat is fijn om te constateren, want dan hoef je het daar niet meer over te hebben. Ook dingen als definities en de spelregels waarlangs de discussie zal verlopen, worden in deze fase afgesproken. Wanneer in deze fase over dingen géén overeenstemming zijn, verschuift meteen het hele verschil van mening. In de stikstofdiscussie is er bijvoorbeeld onenigheid over de wijze waarop de stikstof gemeten wordt. Deze onenigheid, of dit verschil van mening, moet je dan eerst zien op te lossen voordat je het weer over de reductie van de veeteelt kan hebben.
Strak
Vervolgens volgt de derde fase, de argumentatiefase. Hierin wordt de discussie zelf gevoerd. De ene partij werpt een argument op voor diens standpunt, de andere partij werpt dat tegen en voert argumenten voor diens eigen standpunt. In het ideale geval verloopt deze fase strak, waarbij beide partijen evenveel gelegenheid krijgen om argumenten op te werpen en te reageren op de ander. Wanneer dit eenmaal gebeurd is, volgt de laatste discussiefase, de afsluitingsfase. In deze fase wordt de balans opgemaakt van wat er in de argumentatiefase is gebeurt, en wordt bepaald wie de discussie gewonnen heeft. Nou is zo’n model heel theoretisch, in de werkelijkheid lopen de vier fases door elkaar. Je voert wat argumenten aan en je merkt ineens dat je het niet eens bent over een bepaalde definities, dan ga je dus van argumentatiefase naar openingsfase.
Nu komt het
En nu komt het. Hoewel geen enkel interview precies volgens de volgorde van die vier fases verloopt, ondersteunt het model wel de gedachten dat je een interview concreet moet beginnen. Idealiter begin je een kwestie namelijk met de confrontatiefase. En die ontstaat doordat er iets voorvalt. Je kan wel leuk praten over of de boer diens bedrijf moet inkrimpen of niet, het publiek vindt het toch fijn eerst een beeld te hebben van hoe het bedrijf van de boer er nu uitziet en wat er moet gebeuren als de overheid haar zin krijgt. Vervolgens moet je uitleggen wat de feiten zijn (openingsfase) om daarna pas de discussie te openen (argumentatiefase). Het liefst sluit je weer concreet af: de boer constateert dat diegene inderdaad wat moet gaan doen met diens boerenbedrijf.