Onlangs heeft het ministerie van VWS de nationale strategie implementatie VN-verdrag Handicap vastgesteld. Een paar weken geleden had ik de eer de feestelijke bijeenkomst hierover te leiden. De teneur: het is een heugelijk feit, maar we hebben nog genoeg te doen.
Een aantal jaar geleden heb ik een paar maanden bij Het Nationale Theater gewerkt. Met name de foyers van de Koninklijke Schouwburg vond ik schitterend. Ik had toen niet kunnen bevroeden dat ik er ooit zelf een bijeenkomst zou mogen leiden. Een paar weken geleden was het zover. Ik mocht de feestelijke bijeenkomst over de nationale strategie implementatie VN-verdrag Handicap leiden. Best een spannende opdracht. Want naast een kort interview met demissionair minister van VWS Conny Helder bestond het inhoudelijke deel uit een paneldiscussie. Dit om een start te maken met de concretere werkagenda. En een paneldiscussie is niet de makkelijkste vorm. Je moet namelijk ervoor zorgen dat de panelleden op elkaar gaan reageren en dat lukt weer alleen als je scherpe vragen hebt.
Wereld van verschil
Wat het nog bemoeilijkte was dat het panel naast de minister ook uit een tienjarige bestond – een wereld van verschil. Gelukkig had ik drie van de vier panelleden vooraf uitgebreid gesproken. Zo wist ik wat de twee ervaringsdeskundigen voor ervaringen konden delen en kon ik de tienjarige van de twee daar gericht naar vragen. Een beleidsmedewerker van Ieder(in) kon ik vervolgens gebruiken voor een reflectie op die ervaringen vanuit een breder perspectief. De minister vroeg ik naar wat de overheid kan doen om Nederland toegankelijker te maken, wat het doel is van de werkagenda. Om het gesprek behapbaar te maken voor het kind, besloot ik een paar concrete thema’s uit het VN-verdrag als leidraad te nemen, namelijk school en vrije tijd.
Moeilijke keuze
Dat werkte goed. Eerst vroeg ik de wat oudere panelleden naar een eerste reactie op de nationale strategie. Zoals ik al wist, was het antwoord dat het fijn is dat de nationale strategie vastgesteld is, maar dat het nog niet het eindstation is. Er werd benoemd dat het belangrijk is dat ervaringsdeskundigen ook bij het opstellen van de werkagenda betrokken worden. Daartoe had de minister daarvoor al impliciet een toezegging gedaan door in het korte interview te benadrukken dat ze voor de werkagenda de hulp van de zaal nodig heeft. Het panel vond het moeilijk te bepalen op welke gebieden de eerste jaren vooral aandacht moet worden gevestigd. Terecht werd gesteld dat de levensgebieden van de VN-verdrag verdeeld zijn over meerdere ministeries en dat die allemaal aan de slag kunnen.
Topsportklas
Van mijn voorgesprek met de jongen wist ik dat hij hier een concreter antwoord op kon geven. Hij vindt vooral onderwijs en vrije tijd belangrijk, omdat je hier andere mensen ontmoet. Dit zijn dan ook de plekken waar je mensen met en zonder een handicap met elkaar in contact kan laten komen, zodat de tweedeling tussen die groepen kan worden beslecht. Wat betreft het onderwijs werd geconstateerd dat het beter kan, ook in het speciaal onderwijs. De flexibiliteit die de jongvolwassene ervaringsdeskundige zocht tijdens haar schoolcarrière om te kunnen omgaan met uitval vanwege haar aandoening, vond ze niet in het speciaal en ook niet in het regulier onderwijs, maar in een topsportklas. Zo zie je maar, met een beetje out-of-the-box-denken is zo’n werkagenda zo gemaakt.