De meeste mensen houden er niet van om met elkaar in debat te gaan. Ze vinden het maar ingewikkeld en het leidt te vaak tot ruzie (tip: stel vooraf debatregels op). Toch gebruiken we allemaar (dus jij ook!) constant argumenten, en zijn we eigenlijk voortdurend met elkaar in debat. Wanneer je je daar bewust van bent, kun je daar je voordeel mee doen. Misschien denk je nu: ‘wat ingewikkeld!’ Geen paniek, ik ga het allemaal stap-voor-stap uitleggen.
De mééste mensen
Te beginnen bij de inleiding hierboven. Je dacht een leuke blog te lezen (klopt!), maar wee je gebeente: ook de intro van een blog zit vol met argumentatie. Neem bijvoorbeeld de eerste zin. Die heeft een stelling, mét een retorische truc. Als ik namelijk zou zeggen dat mensen er in het algemeen niet van houden om met elkaar in debat te gaan, dan hoeft de potentiële tegenstander maar één iemand op te voeren die wél van debatteren houdt en mijn stelling is ontkracht. Maar wanneer ik zeg dat de mééste mensen niet van debatteren houden, dan moet de tegenstander met meerdere mensen komen in een poging om mijn stelling te ontkrachten. Dit komt doordat ik met deze retorische truc al het voorbehoud maak dat niet iedereen in mijn stelling past. Vervolgens onderbouw ik deze stelling met een aantal voorbeeldargumenten.
Argument: “Geen zin”
Maar we gebruiken ook argumentatie in de meest alledaagse taal. Zie deze zin: “Kun je nieuwe pasta kopen, het is bijna op.” Je denkt hier te maken te hebben met een vraag. Maar ook dit kan een stelling zijn die uit beleefdheid als een vraag is geformuleerd. Lees: “Je moet nieuwe pasta halen.” In dat geval bevat die zin tevens een argument: “[want] Het is bijna op.” Of bekijk de vraag “Ga je mee?” met het antwoord “Geen zin.” Dit antwoord bevat een stelling én een argument. Of beter, de stelling wordt verzwegen, te weten: “Ik ga niet mee.” Deze stelling is tegengesteld aan de stelling van de eerste spreker (“Ga mee”). Hierdoor kan je dus in feite al een debat voeren, want je bent het niet met elkaar eens. Het argument voor de stelling “Ik ga niet mee” is dan “Geen zin.”
Twijfelend publiek
Volgens de uitgebreide pragma-dialectiek is ook iemand die een toespraak houdt of een brief schrijft waarin argumenten voorkomen, in debat. Immers, argumenten zijn er om mensen te overtuigen, en als je niemand hoeft te overtuigen, hoef je ook geen argumenten te gebruiken. Volgens deze theorie is een tegenpartij bij lange na niet alleen iemand die tegen jou stelling is. Iemand die alleen al twijfelt aan hetgeen jij geuit hebt, mag als als tegenpartij worden gezien. Is ook wel logisch.
Zo schrijf je een goeie tekst
Nu je weet dat een groot deel van het dagelijks taalgebruik argumentatie bevat, heb je meteen meer handvatten om je taalgebruik mee te structureren. Als je een tekst schrijft, begin deze dan standaard met een stelling en werk vervolgens per alinea een of een paar argumenten voor die stelling uit. Neem bijvoorbeeld nogmaals deze blog. Niet alleen de inleiding hiervan is argumentatief, het hele blog is een betoog! Het standpunt is dan “Iedereen gebruikt constant argumenten.” Ik onderbouw dat met het argument “We gebruiken argumenten voor van alles en nog wat”, wat ik vervolgens weer onderbouw met een aantal voorbeelden. Of dat nog niet genoeg is, haal ik er nog autoriteitsargumentatie bij door een theorie te benoemen en dat nog weer te benadrukken door impliciet te zeggen dat die theorie door wetenschappers is opgesteld. En als in het vervolg iemand beweert geen zin te hebben om een debat te voeren “omdat dat toch alleen maar tot ruzie leidt”, kun jij tegenwerpen dat het debat officieel geopend is!