Woorden doen ertoe. We gebruiken ze om de wereld om ons heen betekenis te geven. We kunnen ons ermee uitdrukken en met elkaar communiceren. Het schijnt dat je om je te kunnen redden in een vreemde taal je zo’n 10.000 woorden nodig hebt. In het Nederlands heb ik er liever meer. Gewoon, omdat ik mij dan veel genuanceerder kan uitdrukken. Een blog over het vergroten van je woordenschat – en de gevaren daarvan.
Een stap overslaan
Het is me altijd al een sport geweest zoveel mogelijk woorden te kennen. Elk nieuw woord dat ik hoorde of las zocht ik op en probeerde ik zelf vervolgens te gebruiken. Soms sloeg ik een stap over en bleek ik jaren later een woord verkeerd gebruikt te hebben (fouten zijn onvermijdelijk als je zoveel met iets bezig bent). Ik verrijkte mijzelf hierin: al halverwege de middelbare school kocht ik zo nu en dan de NRC (toen nog NRC Next). Net te hoog gegrepen, maar daardoor wel een uitdaging. Er zaten artikelen tussen die ik niet zo goed begreep, maar die ik tóch helemaal uitlas. Zo dwong ik mijzelf mijn taal te vergroten. Niet zonder resultaat: nu heeft diezelfde krant wat taal betreft nauwelijks geheimen meer voor mij.
Op het eerste gezicht
Een grote woordenschat vergroot mijn flexibiliteit. Het maakt dat ik in de meeste situaties wel kan meepraten. Dat is ook als dagvoorzitter handig. Je moet je namelijk staande kunnen houden tussen experts op de meest uiteenlopende onderwerpen. Daarnaast kan ik me er preciezer door uiten. Een zonnige dag kan ‘mooi’ zijn, ‘stralend’ of ‘schitterend’. Op het eerste gezicht lijkt het hier te gaan om synoniemen, in werkelijkheid zeg je net iets anders. Waar ‘mooi’ een vrij algemene term is, legt ‘stralend’ de nadruk op het vrolijke en ‘schitterend’ op het felle. Het is maar net hoe jij dat ervaart. Termen als ‘oudtante’ is ook wel handig om te weten. Je kunt wel zeggen ‘de tante van mijn vader’ of ‘de zus van mijn oma’, maar ‘oudtante’ is net iets makkelijker.
Arrogante kwal
Een grote woordenschat heeft echter ook nadelen (bij mij tenminste). Niet iedereen heeft namelijk een even erudiete levenshouding (ieder z’n ding), en dus moet je je in sommige situaties kunnen aanpassen met je taal. Mijn probleem is alleen dat ik graag mijn hele arsenaal wil kunnen inzetten, en ik júíst op dat soort momenten de onnéémbare behoefte krijg dat arsenaal ook daadwérkelijk te gebruiken. Ik weet nog steeds niet hoe ik mezelf daarin kan beheersen, en ik voel me er soms een vreselijk arrogante kwal door. Je krijgt er ook een imago door dat ik eigenlijk helemaal niet wil hebben. Tuurlijk, mijn intelligentie is mijn sterke kant en ik laat daarmee graag zien dat er verder met mijn hersenen niet zoveel mis is. Maar tegelijkertijd wil ik wel benaderbaar blijven voor iedereen.
Hooguit een samenvatting
En daar gaat het juist mis. Want wat vind ik het leuk om in mijn blogs te strooien met mooie formuleringen. Tegelijkertijd heb ik het in diezelfde blogs over toegankelijkheid en inclusie. Een écht inclusieve website is niet alleen leesbaar voor blinden en slechtzienden, maar ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Toch vraag ik mij af of bij dat laatste niet af en toe de nuance teloorgaat. Wanneer de overheid een toegankelijke versie van een rapport publiceert, kun je dat hooguit een samenvatting van het eigenlijke rapport noemen. Moet ik dan die jarenlange training en de lol van het zo precies mogelijk kunnen uitdrukken van mijn gedachten overboord gooien om voor iedereen toegankelijk te zijn? Ik denk er nog een nachtje over na – een grote woordenschat is mij te dierbaar.